Geplaatst op

Het oorspronkelijke zuivere licht

Terton Rigdzin Jigme Lingpa

Er is geen mooier sieraad voor zien, mediteren en handelen dan door de blik omhoog te wenden, naar het zuivere licht van de hemel, waar de spontaan ontstane zon en maan een helderder licht geven dan een kristal. De geest van deze jongeman is weggeglipt naar de blauwe hoge hemel. In de zes werelden van saṁsāra hebben de nakomelingen van ons aller moeders vele soorten lijden te verdragen, zoals de blik naar beneden duidelijk maakt. Terwijl het hart te keer gaat bij het zien van dit alles, is de geest van deze jongeman weggevlucht in de heilige Dharma.
De blik gericht op de toppen van de hoge rotsachtige bergen hier in de omgeving, die door het contact met sneeuw, mist en wind een kap vormen over het stenen huis eronder, een lieflijke woonplaats, vrij van verlangens en gehechtheid. De geest van deze jongeman heeft hier zijn toevluchtsoord gezocht.

Jigme Lingpa (1739-1798) is een van de grote Leraren van de Nyingma traditie, ook wel bekend als de Oude Traditie. Deze dateert uit de tijd van het ontstaan van het Boeddhisme in Tibet in de 7e eeuw tijdens de regering van Koning Songtsen Gampo (617-698). Het kwam tijdens de regering van Koning Trisong Detsen (790-858) volledig tot bloei dankzij de inspanningen van Indiase geleerden als Shantarakshita, de tantrische meester Padmasambhava (Guru Rinpoche) en de geleerde vertaler Vimalamitra. Jigme Lingpa ook bekend als Khyentse Ozer, of ‘Stralen van Wijsheid en Compassie’, ontdekte de uitgebreide en diepzinnige Longchen Nyingtik cyclus van leringen, samen met originele Nyingtik tantra’s. De Longchen Nyingtik werd als geest-schat ontdekt en is de hart-essentie van Longchenpa, aan Jigme Lingpa op 28-jarige leeftijd geopenbaard tijdens een drie jaar retraite in Chimpu.

|| ka dag ‘od gsal ||

na mo gu ru |
yar la bltas pas ka dag ‘od gsal gyi mkha’ la | lhun grub nyi zla’i tshom bu me shel las dvangs pa | lta sgom spyod pa’i rgyan du med thabs ni mi ‘dug | o lo’i sems pa dgung sngon mthon po la shor song ||
mar la bltas pa’i khams gsum ‘khor ba yi grong na | ma rgan ‘gro drug sna tshogs sdug bsngal gyis mnar ‘dug | ‘di ‘dra mthong bas snying rtsa dbang med du ‘dar nas | o lo’i sems pa dam pa’i lha chos la shor song ||
‘di ru bltas pas rdza ri mthon po yi rtse mor | kha char na bun rlung gi reg byas dang g-yogs pa’i | g-yam pa’i spyil chung chags med zhen bral gyi khang mdzes | o lo’i sems pa gangs la’i rdza khrod la shor song ||

Geplaatst op

De lucht is vrij!

vrijheid

In de lucht, en nog verder weg in het heelal en in het universum, bestaat geen oost en west, geen noord en zuid. Die richtingen hebben wij, de mens, eraan gegeven. In onze gedachten. En wij geloven er ook nog in. Down under. Hoezo onder? Wie zegt dat? Wie denkt dat? Het kan net zo goed boven zijn. Het is maar hoe je er naar kijkt. Hoe je het bekijkt. Op welke manier kijk jij naar de dingen en naar andere mensen. Sta er eens bij stil. Bijvoorbeeld elk half uur even een momentje van stil staan. Van stil zijn. Wat ben je aan het doen? Een momentje van bezinning, slechts een paar minuten, twee of zo, en je geeft jezelf even de ruimte om op een andere manier te kijken naar wat je op dat moment aan het doen bent. Doen!

Geplaatst op

Soetra van liefdevolle vriendelijkheid | Mettasutta

Wie op vaardige wijze naar het geluk wil streven

om de toestand van vrede te bereiken,

die moet kundig, eerlijk en oprecht zijn

zachtaardig, voorkomend en bescheiden.

Hij is tevreden en matig, niet veeleisend,

vrij van zorgen en sober levend;

kalm van zinnen en verstandig,

niet gulzig, als hij bij families eet.

In zijn gedrag is er niets laags te vinden

waardoor anderen, verstandigen hem zouden laken.

Mogen de wezens gelukkig zijn en vredig,

laten ze alle geluk ervaren in hun hart.

Wat voor levende wezens er ook zijn,

beweeglijk of onbeweeglijk, allemaal,

of ze nu lang zijn of groot zijn,

middelmatig, klein of fors,

zichtbaar of onzichtbaar, en

of ze ver weg leven of dichtbij,

al geboren of naar geboorte strevend –

mogen alle wezens gelukkig zijn.

Laat de een de ander niet vernederen,

en niemand minachten waar dan ook,

laat men elkaar geen leed toewensen

uit boosheid of vijandigheid.

Zoals een moeder haar enige zoon

met haar leven wil beschermen,

zo moge men tegenover alle wezens

een onmetelijke geest ontplooien

en liefde tegenover de hele wereld.

Laat men een onmetelijke geest ontplooien

naar omhoog, naar beneden en rondom,

onbeperkt, vrij van haat en vijandschap.

Of men nu staat, loopt, zit of ligt,

laat men nooit verslappen;

bij deze instelling moet men blijven

Dit noemt men hier een goddelijk verwijlen.

Als hij geen opinies koestert,

deugdzaam leeft en inzicht heeft,

begeerte wegleidt van genoegens,

dan gaat hij tot geen moederschoot meer in.