Boeddha
leefde van 450 voor Christus tot 370 voor Christus. Zo’n tweeëneenhalf duizend jaar geleden dus. Boeddha was een grrot geestelijk leider en op zijn leer is het boeddhisme gebaseerd. Boeddha Shakyamuni, of Guatama Boeddha, werd geboren in het zuiden van het huidige Nepal, in Lumbini als zoon van koning Suddhodana, de leider van de Shakya-clan. Hij kreeg de naam Siddharta Guatama mee.
Siddhartha Gautama was een prins en zijn ouders hadden van wijze mannen gehoord dat Siddhartha een onovertrefbaar groot heerser zou worden of aan groot geestelijk leider en alle aardse goederen zou verwerpen om de verlichting te bereiken. Aangezien zijn vader de eerste voorspelling duidelijk prefereerde werd hij omringd met de beste aardse goederen, zodat hij in zijn leven geen ontevredenheid of nare dingen zou ervaren. Hij zou dan geen afstand hoeven te doen van zijn bezittingen. Zijn vader bouwde drie paleizen en Siddhartha Gautama bracht al zijn tijd door binnen de hoge muren van het paleis. Zo gingen de eerste 29 jaar van zijn leven voorbij.
Toen Boeddha zeven dagen oud was, overleed zijn moeder. Zijn tante Maha Pajapati, de zus van zijn moeder, ontfermde zich over hem. Op de leeftijd van zestien jaar trouwde Boeddha met de eveneens zestienjarige Yasodhara. Samen kregen ze een zoon die de naam Rahula kreeg.
Spirituele zoektocht
Na 29 jaar ging hij dieper nadenken over het leven en wilde hij zien hoe het echte leven buiten het paleis was. Stiekem ging hij ’s nachts de stad in, samen met zijn bediende. Tot zijn grote schrik zag hij een oude man, een zieke man en een dode man. Omdat hij door zijn beschermde opvoeding nog nooit een oude, zieke of dode man had gezien, vroeg hij zijn bediende om uitleg. Hij kreeg te horen dat alle mensen oud werden, ziek konden worden en doodgingen. Ook zag Siddhartha Gautama een kalme en beheerste monnik voorbij gaan. De bediende zei dat het een monnik was die vrijwillig zijn bezittingen had opgegeven en een leven van eenvoud leidde, gericht op spirituele ontwikkeling. Kort daarna verliet Siddhartha het paleis en zijn vrouw en kind en ging hij leven als een monnik India in. In Benares studeerde hij bij Alara Kalama en Udaka Ramaputta, twee zeer bekende en gerespecteerde meesters en bekwaamde zich snel in hun leer. Hij vond echter dat deze geen oplossing bood voor het lijden dat hij nog steeds ervoer. Daarom ging hij zijn eigen weg en begon een zesjarige periode als Asceet. Hij leefde ver van de samenleving, alleen in de bossen, at zeer weinig en werd zo mager dat hij bijna overleed.
Verlichting
Na zes jaar kwam hij tot het inzicht dat een ascetisch leven niet leidt tot verlichting en tot het einde van het lijden. Hij vond een middenweg tussen het bereiken van sensueel plezier en de zelfkastijding en besloot te gaan mediteren onder een Bodhiboom in Bodhgaya, totdat hij volledige verlichting zou bereiken óf zou sterven.
Mara, de vijand van de goede wet en heer van de wereld van begeerte, probeerde tevergeefs zijn meditatie te verstoren. Na 49 dagen bereikte hij de verlichting. Vanaf dat moment was hij Siddhartha Gautama, de Boeddha. Hij was toen 35 jaar.
Dharma
Hij begon zijn inzicht, dce Dharna aan andere mensen te onderwijzen. Zijn eerste toespraak hield hij in een hertenbos in Sarnath, aan de vijf asceten met wie hij eerder het leven van reizende bedelmonnik had gedeeld. Deze les staat bekend als de Eerste Draai van het Wiel. Hij zette in de les de beginselen uiteen van de Vier Edele Waarheden. De Boeddha onderwijst in deze les het belang van de erkenning van de fundamenteel onbevredigende natuur van ons bestaan, alsook van het inzicht dat lijden en pijn integraal van dat geconditioneerde bestaan deel uitmaken. Gedurende de 45 volgende jaren reisde hij door de toenmalige staten van Noord-India. Hij werd een zeer gerespecteerde spirituele leider.
Op de Gierenspits te Rajgir onderwees de Boeddha de soetra’s van de wijsheid, bekend onder de naam Prajnaparamita, de Perfectie van de Wijsheid. Dit is de Tweede Draai van het Wiel. Deze soetra’s gaan vooral over de leegte en de verschillende bewustzijnsniveaus die te maken hebben met die ervaring van leegte. Leegte is het verstoken zijn van alle bestaansvormen van enige vorm van intrinsieke realiteit of intrinsieke identiteit. De afwezigheid van een inherent bestaan kan niet worden gelijkgesteld aan niet bestaan. Daarmee zou men vervallen in de extremen van het nihilisme.
Hij moedigde zijn volgelingen aan het bereik van onze contemplatie over de aard van het lijden uit te breiden, zodat alle gewaarwordende wezens daarin worden besloten. De soetra’s over de wijsheid noemen naast onwetendheid en gehechtheid nog andere subtiele waanbeelden, als oorzaak van het lijden. Die oorzaken staan ons in de weg om de werkelijkheid te zien. Onze blik wordt bezoedeld door de ons ingebakken neiging houvast te zoeken aan het inherente bestaan van alle bestaansvormen. Daarnaast gaat de Tweede Draai dieper in op de derde Edele Waarheid en de vierde Edele Waarheid. Het ware pad naar verlichting is gebaseerd op een diep inzicht in de leegte of het niet-zelf als de enige bestaansvorm van alle verschijnselen. Het inzicht in leegte gaat samen met het tot stand brengen van universeel medevoelen en bodhicitta, de enige ware altruïstische aspiratie om de volkomen verlichting te bereiken in het voordeel van alle wezens.
De Derde Draai van het Wiel bevat een veelheid aan soetra’s van de Boeddha. De belangrijkste is de Tathagatagarbhasutra. Daarin zegt Boeddha dat iedereen de Boeddha-staat of een Boeddha-natuur in zich heeft en dat het daarom voor iedereen mogelijk is om de verlichting te bereiken.